Hans Hemmes: Woonhotel – op vakantie in eigen huis
Auteur: Hans Hemmes. Foto boven: Frank Jansen.
In de periode tussen de wereldoorlogen was Den Haag de stad waar de meeste woonhotels van Nederland werden gebouwd. Er verrezen maar liefst 40 van deze bouwwerken, in Rotterdam maar 3 en Amsterdam 1 woonhotel. Aanleiding was het ‘dienstbodenvraagstuk’ dat zich na 1900 aandiende. Een nijpend tekort aan personeel om de welgestelden van die tijd in de watten te leggen.
Het woonhotel bood zoveel voorzieningen dat de bewoners zichzelf konden redden. ,,Het mocht hen aan niks ontbreken”, vertelt architectuurhistoricus en expert Marcel Teunissen aan een tiental mensen dat een wandeling gaat maken in het Benoordenhout. Hij geeft een korte omschrijving van de Nieuwe Haagse School. ,,Krachtige, stoere, stevige baksteenarchitectuur vol expressie.”
Een appartement in een woonhotel kostte zo’n 1200 tot 5000 gulden aan huur per jaar, veel geld in de tijd voor de Tweede Wereldoorlog. Maar dan kreeg je ook wat. ,,Maaltijden in een centraal restaurant, spijzenliftjes, een bibliotheek, biljartkamer, vuilstortkokers, bier- en wijnkelders. De woonhotels voerden een concurrentiestrijd: de een had een taxiservice voor de boodschappen, bij de ander werden de schoenen gepoetst.”
De enthousiaste groep staat stil voor Huize Boschzicht aan de Neuhuyskade/Benoordenhoutseweg. Dit is het eerste Haagse woonhotel, gebouwd in 1920. Dat ging niet zonder slag of stoot. Teunissen: ,,Het plan was oorspronkelijk gemaakt voor de Wassenaarseweg, maar de gemeente keurde het af. Den Haag schrok van de omvang en was in de tijd ook bang voor woningen met binnentrappen. Ze wilden geen woonkazernes zoals in Berlijn. Die zouden alleen maar overlast geven.”
Nirwana
Den Haag was in die tijd nog een vrij platte stad: huizen mochten hooguit drie etages hoog zijn en dan met een portiek. Het zou tot 1929 duren voordat de eerste betonnen woontoren (van Nederland), Nirwana, werd gebouwd. Ook dit was een woonhotel, maar qua architectuur niet horend bij de Nieuwe Haagse School. De ontwerper Jan Duiker wilde langs de Benoordenhoutseweg tien torens ontwikkelen van vijftig meter hoog. Het bleef bij eentje van 25 meter. ,,Aan de balkons is te zien dat het eigenlijk loopbruggen zouden moeten worden tussen de torens”, aldus Teunissen.
Huize Boschzicht had veel technische voorzieningen die toen vooruitstrevend waren. ,,Lichtkoven om het gebouw niet donker te laten worden.” De hal lijkt op die van een hotel, met een ruime entree, lobby en marmeren trap. Bij de ingang maakte kunstenaar Jan Altorf dierfiguurtjes in zwart marmer, een karakteristiek van veel woonhotels. En dan hadden de bewoners nog een grote binnentuin. Het is niet verwonderlijk dat Boschzicht een succes was. ,,Mensen stonden hier op de stoep in de rij en boden de huurprijzen tegen elkaar op.” Veel bewoners waren oud-Indiëgasten; woonhotel Arendsburg aan de Wassenaarseweg was onder hen heel populair. De weduwe van Louis Couperus woonde er bij voorbeeld. Het gebouw heeft niets van de oude grandeur verloren. Via een oprijlaan kom je bij de hoofdingang. Opvallend zijn de gelijkvormige balkons en de symmetrische opzet van het gebouw. Alles is vrij zakelijk en strak, zonder krullen of tierlantijntjes. Teunissen wijst op woonhuizen die door Co Brandes zijn ontworpen. ,,Hij experimenteerde niet, maar maakte zoveel moois voor de kopers. Kijk naar de details van het dak en de trap die het gebouw lijkt op te tillen.”
Lucratief
Het bouwen van een woonhotel was in de jaren twintig en dertig een lucratieve business. Als je er een paar had ontwikkeld, kon je al ‘binnen’ zijn. Zo waren er ingenieurs uit Nederlands-Indië, die eerst Catsheuvel in het Statenkwartier (afgebroken en herbouwd, red.) lieten bouwen, daarna Residence Carnegie bij het Vredespaleis en toen als kers op de taart het grootste woonhotel, Duinwijck. Deze had zelfs een eigen postkantoor en een automonteur als garageservice. Een waterreservoir zorgde ervoor dat er altijd druk was op de leidingen. Er is geprobeerd om er een complex voor de middenstand van te maken, maar daarvoor was geen draagvlak. En dus kregen sommige appartementen enorme afmetingen.
Teunissen: ,,Een echtpaar had vier woningen gekocht en de muren doorgebroken. Bij onderzoek van bouwtekeningen kwam ik erachter dat het één appartement was geweest. Duitse officieren hadden er in de oorlog muurtjes tussen gezet. Zonder het te weten hadden deze mensen het dus gewoon in oorspronkelijke staat hersteld.”
Foto boven: Marcel Teunissen geeft tekst en uitleg over de Haagse woonhotels die werden gebouwd tussen de twee wereldoorlogen, zoals hier in de Mauvestraat.
Dit artikel is eerder verschenen in AD Haagsche Courant Auteur: Hans Hemmes
Het boek 100 jaar Nieuwe Haagse School, Marcel Teunissen bij nai010 uitgevers (29,95)