‘Verdichting van de stad vraagt om meer regie en een goed debat’
Beeld boven: Robocar Evolution (TU Delft). Image by Anca Ioana Ionescu, Rients Dijkstra, courtesy of IDEO
De grote stadsuitbreidingen die vanaf 1918 rondom Den Haag zijn gebouwd, werden strak geregisseerd door de dienst Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting. De maatschappij is echter veranderd en de overheid heeft zich terug getrokken. Wat is in deze tijd een juiste vorm van regie die voldoende kwaliteit oplevert? Nieuwe technologische ontwikkelingen, de energietransitie en bouwen in een binnenstedelijke context zorgen voor een hogere mate van complexiteit.
Als metafoor voor de complexiteit van de stad werd tijdens het symposium ‘Een kleine Haagse geschiedenis van een toekomst’ op 26 september 2018 de film van het kunstwerk ‘Medusa’ van Miro Bollen getoond. Een paar simpele aansturingsmechanismen – geluid, golven en licht – zorgen ervoor dat een stuk stof in een aquarium prachtige, maar onvoorspelbare complexe bewegingen maakt. Want ondanks de vele wetenschappelijke studies over de stad, kan niemand goed voorspellen hoe alle verschillende sociale, technologische en ruimtelijke elementen zich tot elkaar verhouden bij het ontwerp van de toekomstige stad. Als de stad niet maakbaar is, hoe maak je dan de stad?
De geschiedenis van regie over stedelijke ontwikkeling
Begin vorige eeuw leidde de explosieve groei van Den Haag door de kleinschaligheid in de bouw in eerste instantie tot een rommelig stadsbeeld. De Schoonheidscommissie luidde de noodklok. Gaandeweg werd een methodiek gevonden die tot meer eenheid leidde, vertelt Marcel Teunissen (architectuurhistoricus en auteur 100 jaar Nieuwe Haagse School – de toekomst van het verleden). In Marlot ontstond de methode van de Nieuwe Haagse School. Via schetsplannen voor de ruimtelijke opzet werd een kader gegeven. Goothoogte en nokhoogte werden vastgelegd in de schetsplannen van Co Brandes, Willem Verschoor en Jacob Hellendoorn. De individuele architectonische expressie verstoorde binnen het schetsplan de harmonie niet, maar zorgde er juist voor dat het beeld niet rigide werd.
Later werd voor samenhang en esthetische kwaliteit van de belangrijkste wegen en openbare ruimten aan het schetsplan de vergelijkbare methode van gevelschema’s toegevoegd. De schetsplannen en gevelschema’s werden dwingend meegegeven als de grond van de gemeente was. Voor particuliere bouwgrond moest een bevoegd architect – in die tijd was er een groot aantal eigenbouwers zonder opleiding – een schetsplan maken. Daarbinnen konden gevels en plattegronden vrij worden ingevuld. Binnen de strakke regie op de kwaliteit van het beeld, was er ruimte voor vele vernieuwende typologieën en technieken.
Zo ontstonden tussen de twee wereldoorlogen hele wijken met evenwichtige bebouwing. Met zelfs een toename van het aantal m2 groengebied per inwoner, terwijl dat in andere steden afnam. De stedenbouwkundige compositie van de ensembles kenden een ingetogen maar dynamisch spel van symmetrie en asymmetrie. De Nieuwe Haagse School betrof nagenoeg alle schaalniveaus van stedenbouwkundig plan tot en met het kleinste bouwkundige detail. Deze methode met strakke regie op kwaliteit van het stadsbeeld, kon alleen bestaan door de intensieve samenwerking binnen de ‘driehoek’ van Piet Bakker Schut (directeur dienst Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting), H.P. Berlage (onafhankelijk stedenbouwkundig adviseur) en Machiel Vrijenhoek (wethouder Stadsontwikkeling en volkshuisvesting).
Diversiteit en zelfrijdende auto’s
De kwaliteit van de stad vinden we een eeuw later nog steeds erg belangrijk. Maar uiteindelijk kwam de methode van de Nieuwe Haagse School ook bekend te staan als ‘opgedrongen architectuur’. De eensgezindheid die 100 jaar geleden een coherent stadsbeeld van hoge architectonische kwaliteit opleverde, is nu niet meer aanwezig, meent Erik Pasveer (hoofd Stedenbouw & Planologie gemeente Den Haag). In tegenstelling tot de tabula rasa van nieuwe uitbreidingswijken, moeten architecten zich nu verhouden tot het bestaande geheel van de stad. Bovendien was er tijdens het interbellum geen ruimte voor inbreng van bewoners en is er nu een grotere behoefte aan diversiteit in woonstijlen.
De stedenbouwkundige zou zich volgens Rients Dijkstra (POSADMAXWAN, hoogleraar TU Delft) daarom niet bezig moeten houden met één ideaalbeeld van de stad, maar met een palet aan mogelijkheden. Daarbij moeten ontwerpers ook kijken naar de effecten van technologie. Mobiele telefoons hebben bijvoorbeeld invloed op het gebruik van de stad. Wonen, werken en recreëren zijn veel minder gescheiden dan een paar jaar geleden. Om te zorgen dat niet alleen de grote tech bedrijven de toekomst bepalen, moeten we ons een voorstelling maken van welke kwaliteit we in de stad willen. Dan kan daar de nodige technologie op afgestemd worden.
‘Niemand kan de wereld nog volledig bevatten,’ Goethe.
Technologische ontwikkelingen kunnen na een lange aanloopperiode ineens heel snel gaan. Zo bestaan zonnepanelen al een eeuw, maar worden ze nu pas op grote schaal toegepast. En terwijl men zich in 1894 in New York druk maakte om het probleem waar men alle paardenmest van het groeiend aantal koetsen moest laten, werd het straatbeeld er in 1913 al gedomineerd door auto’s, vertelt Patrick van der Duin (Stichting Toekomstbeeld der techniek). Zo’n verandering gaat er ook komen met zelfrijdende auto’s.
Tot nu toe lijken de zelfrijdende auto’s die door de auto industrie ontworpen worden, echter nog sterk op de huidige auto’s. Dat is volgens Dijkstra niet logisch. Een grote voorruit is helemaal niet nodig als de voorstoel omgedraaid wordt. Over de auto kan en moet op een heel andere manier nagedacht worden. Anders leidt de zelfrijdende auto alleen maar tot meer auto’s in de stad en suburbanisatie.
Groene gebouwen en ontmoetingsruimte
Om dit soort technologische ontwikkelingen een bepaalde kant op te sturen, zijn er waarden nodig die op een breed draagvlak kunnen rekenen. Pasveer ziet twee tendensen die wellicht nieuwe collectieve waarden opleveren: klimaatverandering en de toename van het aantal kleine huishoudens. De klimaatverandering vereist een grote hoeveelheid groen in de stad. In de straten, maar ook op gevels en daken van gebouwen. Groen kan een nieuwe vorm van architectonische expressie opleveren. Daarnaast zijn er door de groei van het aantal één en tweepersoonshuishoudens niet alleen kleinere woningen nodig, er is ook behoefte aan meer ontmoetingsruimte. Groen en aantrekkelijke collectieve (buiten)ruimte zouden nieuwe collectieve waarden kunnen zijn, die richting geven aan de groei van de stad.
Als er gestuurd wordt op meer groen en ontmoetingsruimte in woonstraten, heeft dit ook consequenties voor het ontwerp van de auto. Rients Dijkstra toonde een auto die voor de veiligheid alleen met lage snelheid rijdt. In combinatie met autodelen ontstaat er dan ineens ruimte voor een straat waarin de auto te gast is. En voldoende plek voor groen, voetgangers, fietsers en zitgelegenheid. Met bovendien meer frisse lucht.
Verdichting vereist sturing
Door de groei van het aantal inwoners van de stad worden ook de openbare ruimte en voorzieningen door meer mensen gebruikt. Zowel kleine bouwplannen en woningsplitsingen als hoge woontorens hebben effect op de leefomgeving. In het Bezuidenhout ontwikkelden bewoners een programma waarmee deze effecten gemeten worden. Dit kan ingezet worden als transparant sturingsmodel voor de discussie over aanpassing van voorzieningen en groen.
Met de huidige opgave van bouwen in hoge dichtheid rondom de stations, zoals overkluizing van de Utrechtse Baan of de sporen, is nu sterkere sturing noodzakelijk, meent ook Erik Pasveer. Met regie op het juiste moment en schaalniveau. Zodat de intensivering een aantrekkelijke, gezonde stad oplevert. Maar anders dan in de tijd van de Nieuwe Haagse School is ook de inbreng van de mensen uit de stad nodig. De complexiteit van het leven in de stad vraagt om een goed debat met inbreng van verschillende kanten. Pasveer doet daarom een oproep voor ideeën en plannen uit de stad.
Moderator Eric Vreedenburgh ( Archipelontwerpers en Stichting Nomadisch Paviljoen) scheef voorafgaand aan het symposium de inleiding Een kleine Haagse geschiedenis van een toekomst?
Het symposium ‘Een kleine Haagse geschiedenis van een toekomst’ werd op 26 september 2018 georganiseerd samen met Stichting Nomadisch Paviljoen in het kader van de manifestatie 100 jaar Nieuwe Haagse School. Dit jubileumjaar staat de betekenis centraal van de Nieuwe Haagse School voor de huidige stad en haar opgaven voor de toekomst, zoals verduurzaming en verdichting. De innovatieve woonhotels en de manier waarop de gemeente zorgde voor een harmonieus samenhangend stadsbeeld, zijn een inspiratiebron voor de huidige ontwikkeling van Den Haag.